Apneu of Slaapapneu

Apneu bij prematuren is een ademstilstand van meer dan 20 seconden. Deze vorm van apneu treedt meestal op bij kinderen die na een zwangerschapsduur van minder dan 34 weken zijn geboren. De aandoening is ernstiger en komt vaker voor naarmate de zwangerschapsduur korter was. Bij deze kinderen is het gedeelte van de hersenen dat de ademhaling aanstuurt (het ademhalingscentrum) nog niet volledig uitgerijpt. Als gevolg hiervan kunnen zich herhaalde periodes voordoen waarin de normale ademhaling met een stokkende ademhaling wordt afgewisseld. Bij zeer kleine premature pasgeborenen kan de apneu worden veroorzaakt door tijdelijke blokkering van de keelholte (farynx) als gevolg van een lage spierspanning of het naar voren buigen van de nek. Dit wordt ‘obstructieve apneu’ genoemd. Naarmate het ademhalingscentrum in de loop van de tijd verder uitrijpt, komen de periodes van apneu minder vaak terug en tegen de tijd dat het kind de voldragen leeftijd heeft bereikt, komen de aanvallen niet meer voor.

Symptomen en diagnose

Standaard worden premature pasgeborenen verbonden met een monitor die een alarm laat horen als de ademhaling van het kind voor langere tijd stopt of als de hartslag vertraagt. Afhankelijk van de duur van de aanvallen kan soms de zuurstofconcentratie in het bloed door de ademstilstand dalen, met als gevolg een blauwachtige verkleuring van de huid (cyanose). Een lage zuurstofconcentratie in het bloed kan mogelijk de hartslag vertragen (bradycardie).

Apneu kan soms een aanwijzing zijn voor een aandoening, zoals infectie van het bloed (sepsis of bloedvergiftiging), een lage bloedglucosespiegel (hypoglykemie) of een afwijkende lichaamstemperatuur. Daarom onderzoekt de arts de pasgeborene om deze aandoeningen uit te sluiten wanneer er plotseling of onverwacht vaker apneuaanvallen optreden.

Behandeling

De behandeling van apneu is afhankelijk van de oorzaak. Apneu die door blokkering van de keelholte wordt veroorzaakt, kan worden verminderd door de pasgeborene op de rug of zij te laten liggen met het hoofd recht naar voren. Als de apneuaanvallen vaker terugkomen en vooral als het kind cyanose vertoont, kan een geneesmiddel worden toegediend dat het ademhalingscentrum stimuleert, zoals cafeïne of aminofylline

Als veelvuldige en ernstige aanvallen van apneu ondanks deze behandelingen niet kunnen worden voorkomen, moet het premature kind mogelijk worden behandeld via continue positieve luchtwegdruk (CPAP) of een beademingsapparaat.

Een aantal weken voordat ze de voldragen leeftijd bereiken, hebben bijna alle premature kinderen geen apneuaanvallen meer. Hoewel het voorkomt dat zuigelingen uit het ziekenhuis worden ontslagen en thuis aan een monitor worden gelegd voordat de apneuaanvallen geheel zijn verdwenen, is deze handelwijze niet standaard of algemeen aanvaard. Er is geen verband aangetoond tussen apneu bij premature kinderen en het risico van wiegendood (sudden infant death syndrome, SIDS) (zie Problemen bij zuigelingen en zeer jonge kinderen: Wiegendood), wat maanden na de geboorte kan optreden. Evenmin is aangetoond dat een uit het ziekenhuis ontslagen zuigeling thuis aan een apneumonitor minder risico van wiegendood heeft.


Kijk ook naar:
Onze Video’s
Onze Flashmob
het NEO-ABC, alles over Neonatologie
de Neonatologie Startpagina